Bezoek aan Oorlogsmuseum Overloon op 16 september 2020 met Voeks afdeling het Zuiden

Het eerste uitstapje van VOEKS het Zuiden in dit corona-jaar. Vol goede moed startte ondergetekende al in februari met voorbereiden en afspraken maken op basis van tot 40 deelnemers. Toen barstte half maart de pandemie en lock-down los. Duurde langer dan gewenst, noodgedwongen het verwachte aantal bezoekers tot 20 teruggebracht. Uiteindelijk bleek dat nog veel te hoog gegrepen; slechts negen inschrijvingen, te weinig voor een groepsarrangement. Met enig vijven en zessen toch nog iets daarvan kunnen maken, dankzij het door het museum beschikbaar stellen van de kleine aula, met de ervaren rondleider Ger Hutten voor de vertellingen met beeldmateriaal.

 Het werd die woensdag de 16e zoals verwacht van meet af aan een     afstandelijk gedoe. Geen handen schudden om half elf ’s ochtends bij het welkom heten. Bij de ontvangst met koffie/thee en vlaai zat iedereen flink uit elkaar. Dat bleef zo tijdens het door Ger afsteken van zijn boeiende en interessante betoog. Daarna werd de lunch binnengebracht – zelfbediening, met andermaal voorzichtig gemanoeuvreer om elkaar heen. Daarna was het of ieder voor zich of samen in de eigen ‘bubbel’ op stap in de twee grote hallen, met verplichte looproutes in één richting. Het beperkte flink het kriskras rondkijken, maar gelukkig was het niet druk. Om drie uur ’s middags ondanks het zitten in een wijde kring nog een gezellig afsluitend rondje van het bestuur van VOEKS, buiten op het terras want het was het mooiste weer van de wereld voor een uitstapje. Het verleidde een paar deelnemers na het officiële einde om nog wat extra rond te gaan lopen in het bij het museum horende grote parkachtige bos (14 hectare) met historische objecten en oorlogsmonumenten.

Samengevat: het ging wel, maar het was absoluut geen groepsgebeuren, echt geen herhaling waard.

Maar dat laatste geldt absoluut niet voor het museum zelf! Ronduit indrukwekkend hoe men de boodschap “Oorlog hoort in het museum” uitdraagt naar de huidige mensheid in de twee grote hallen. Ze vormen de kern van het museum en hebben elk een eigen inhoud:

  • In de ene de vaste tentoonstelling “Nederland in de Tweede Wereldoorlog”.
  • In de andere het militaire materieel dat ruim 75 jaar geleden door vriend en vijand werd ingezet om elkaar te vuur en te zwaard mitrailleur te bestrijden.

De hal met de tentoonstelling laat op een aangrijpende manier zien hoe ons land bijna vijf lange jaren gebukt ging onder de bezetting. Jodenvervolging, razzia’s, onderduikers, voedselschaarste, hongerwinter, dwangbevelen in het Duits, bombardementen, het passeert allemaal op indringende wijze de revue. Het deed bij ondergetekende de huidige corona-ellende even vergeten – toen is er pas ècht geleden!

Dan de hal met het krijgstuig, normaal met meer dan 150 vaar-, vlieg- en voertuigen maar men heeft extra ruimte moeten maken i.v.m. de COVID-19 maatregelen. Het maakt het beslist niet minder ontzagwekkend; tanks, jeeps, vliegtuigen, een onderzeeër, landingsvaartuig, bruggenlegger, mijnenopruimer, alles keurig opgesteld, met uitleg in vier talen. Stellages met radioapparatuur, vitrines met “duizend bommen en granaten”. Onvoorstelbaar hoeveel slagkracht met name de Amerikanen indertijd naar ons land hebben gesleept om ons uit de greep van de bezetter te halen en onze vrijheid terug te geven.

Volgend jaar bestaat het museum 75 jaar – nog geen jaar na het einde van de oorlog is het op het Overloonse slagveld opgericht. Cynische bijzonderheid: het inrichten was geen groot probleem want er lag genoeg bruikbaars tussen al het kapot geschoten materiaal ….

Het museum is een nieuw bezoek meer dan waard en ondergetekende wil met plezier zijn mede-VOEKS-genoten hiervoor ‘mobiliseren’ – maar niet meer op deze corona-manier!

Verslag en foto’s: Jo Janssen – 19 september 2020

klik hier voor de foto's